21 mei 2015
Omdat het een beetje regende was het de perfecte dag om de kapotte wissel van de mini-spoorbaan te repareren. Dan is het niet zo druk in het pretpark. Terwijl Mees in het seinhuisje op een knop drukte waardoor de locomotief vaart kreeg, moest ik controleren of de kleine ICE-trein de goede kant op ging. De rood-witte locomotief denderde op de plek van de vers gerepareerde wissel af, dwars door het zogenaamd Zwitserse berglandschap heen. Mees keek nieuwsgierig mijn kant op….alsof hij wilde zeggen: gaat het allemaal goed?
Oh ja. Mees is dus mijn allerbeste vriend. We kennen elkaar al bijna ons hele leven. Onze vaders speelden ooit samen in hetzelfde voetbalteam van een klein dorp vlakbij Leiden, Voorschoten. Ze gingen samen op vakantie en later naar dezelfde middelbare school in Leiden. Toen ze allebei in verschillende steden gingen studeren, zagen ze elkaar een jaar of acht niet, maar later werden ze weer allerbeste vrienden. Dat ging allemaal zó goed dat Mees’ vader Bram en mijn vader – Quinten heet-ie – samen een klein pretpark kochten in Leiden en daar wonen wij nu allebei. De vorige eigenaar had vooral minitreintjes gebouwd die over het terrein rijden en later bouwden onze pa’s allemaal nieuwe attracties zodat er wat meer mensen kwamen. Dat hebben ze trouwens niet alleen gedaan, maar met onze opa’s die allebei nogal handig zijn.
Op het park, Groenoord heet het, staat trouwens een groot kasteel; in de linkerkant woont Mees met zijn vader, moeder, zus en opa en aan de ene kant woon ik met mijn familie. Iedereen heeft een eigen kamer, dat kan makkelijk want er zijn in totaal 53 kamers (een van mijn lievelingsgetallen want oneven maar toch 8 bij elkaar opgeteld en bovendien is 5 blauw en 8 geel). Oh ja, voor ik verder vertel over hoe die gewone dag in mei plotseling heel bijzonder werd, is het misschien handig om te zeggen dat onze opa’s – de mijne heet Frans en die van Mees Willem – samen de baas zijn van het park. Quinten en Bram zijn namelijk veel te druk met hun normale banen. We hebben bij ‘Groenoord’ dus miniatuurtreinen, een hele stoere binnenspeeltuin, een reuzenglijbaan waar je van alle kanten af kan, oldtimers en miniatuurbootjes (ik zal wel even een plattegrond in dit dagboek plakken).
De wissel werkte goed dus stak ik mijn duim op naar Mees die glimlachte.
Opeens kwamen er twee superknappe meiden achter de remise vandaan.
Tess en Zarayda heten ze. Ik ken ze van school (want waar kom je anders zomaar meisjes tegen?), maar heb natuurlijk nog nooit met ze gepraat. Dat zou ik ook nooit durven, geen idee waar je het over moet hebben ook. Helemaal niet omdat zij in groep 8 zitten en wij in groep 7, daar praten ze over jongens enzo terwijl wij nog Pokémonkaartjes ruilen. Oh met ‘superknap’ bedoel ik trouwens megaknap. alle twee hebben ze van dat oneindig lange haar tot op hun billen, hele mooie ogen en mooie roze sneakers. Niet dat ze op elkaar lijken trouwens want Tess is blond en Zarayda is ehhh… mokka. Misschien zou Mees wel met ze durven praten, die is gewoon een beetje anders dan ik. Veel stoerder.
Het is best relaxed om zo rustig te zijn als ik, maar soms baal ik er wel een beetje van. In groep 2 maakte een jongen – ‘Ivan de Verschrikkelijke’ heet-ie (echt, echt, echt) – een keer mijn hele slakkenverzameling dood. Weken had ik er over gedaan om al die leuke, glibberige beesten te verzamelen op het schoolplein en opeens waren ze allemaal dood. Vermoord. Natuurlijk was ik verdrietig. Die slakken waren een soort vrienden want in Groep 2 had ik nog niet zoveel vriendjes om mee te spelen. Vrienden maken is best moeilijk als je niet zo goed kan voetballen. En dus stond ik op het plein altijd in het hoekje met mijn slakken die verder niemand kwaad deden. Maar ja, stoere kinderen houden niet zo van slakken en dus stampte Ivan mijn slakken dood. En tegen de juf zei ik maar niks want die ging dan natuurlijk weer zeggen dat we allebei schuld hadden (terwijl ik niks fout deed, echt niet).
Ik leerde die dag dat je op school beter niet in je eentje kunt zijn. Het helpt misschien ook niet dat ik helemaal niet sterk ben (wel slim zegt mijn moeder altijd, maar dat komt alleen omdat ik goed kan rekenen). ’s Avonds in bed na het ‘slakkendrama’ moest ik een beetje huilen, die slakken waren lief. De volgende dag had ik geen zin om naar school te gaan. Echt niet. Op mijn allersloomst (en dat is sloom) deed ik mijn broek aan om te laat te komen. Maar ja, mijn vader had me door en toen heb ik toch maar mijn kleren aangetrokken. Ik mompelde, zoals ik mompelen kan, nog een beetje over buikpijn, maar van mijn moeder moest ik gewoon naar school.
Toen ik ’s ochtends mijn 1000-stukjespuzzel ging maken in de klas, wandelde Ivan opeens naar me toe. Hij had een beetje blauw onder zijn oog en vreemd genoeg deed hij heel lief tegen me. Zo lief dat ik het eigenlijk niet vertrouwde.
‘Wil je vanmiddag samen naar mijn goudvis kijken? We hebben ook een PlayStation en cola.’
Ik knikte een beetje vaag en ging verder met puzzelen….wat ik prima kan trouwens. Toen we in de pauze door de gang in de school naar het plein liepen, kwam Mees opeens naast me lopen. Hij vroeg of het weer een beetje met me ging. Opeens moest ik aan dat blauwe oog van Ivan denken.
‘Heb jij Ivan geslagen?’, vroeg ik.
Mees hield zijn wijsvinger voor zijn mond en schudde ondertussen alleen een beetje met zijn hoofd. ‘Van mijn vader mag ik alleen terugslaan als het écht nodig is. Zullen we vanmiddag naar de kinderboerderij?’ Vanaf toen waren we vrienden.
‘Hoi,’ zei Tess tegen ons.
‘Hoi,’ zeiden wij maar terug. Mees deed dat natuurlijk heel stoer en ik had weer eens zo’n trilstem die ik altijd heb als ik zenuwachtig was.
‘We komen gewoon even bij jullie kijken,’ glimlachte Zarayda lief. ‘Hebben jullie zin in ijs? We hebben geld.’
Het was misschien nog een beetje vroeg voor ijs, maar Bram (die altijd grappige dingen zegt) zou zeggen dat het nooit te vroeg is voor een versnapering met twee knappe meiden. We wandelden naar het beetje rommelige parkrestaurant (Bram en Quinten houden van rommelig. Het is de exacte kopie van de voetbalkantine waar ze vroeger elke dag kwamen. Mijn vader wil altijd alles bewaren wat leuk is). Tess haalde de ijsjes en toen werd het een beetje stil aan tafel omdat ik niet zo goed ben in van die gezellige praatjes. Gelukkig heeft Mees altijd wel iets te vertellen. Met mijn rechterhand wreef ik over mijn kin, dat doe ik altijd als ik zenuwachtig ben. En omdat ik echt zenuwachtig was, maakte ik ook nog een vliegbeweging met de armen langs mijn zij. Mees vertelde iets over onze juf (zij hebben een meester in groep 8), maar ik kan dat niet zo goed navertellen omdat ik vooral aan het bedenken was, wat ik allemaal moest zeggen. Het was sowieso ontzettend raar dat die twee meiden opeens het park waren binnengewandeld. Maar ja, je moet niet over alles nadenken. Na een paar minuutjes kwam Tess terug met vijf Magnums in haar hand. Terwijl ze de ijsjes op ons tafeltje legde, zei ze: ‘ja sorry hoor, ik vind vijf nu eenmaal een mooier getal dan vier.’
Mees trok zijn wenkbrauwen omhoog en keek ondertussen glimlachend naar mij. Hij liet een geluid horen dat klonk als iets van ‘fietfieuw’, natuurlijk omdat hij weet dat ik ook van cijfers houd. Woedend keek ik hem aan, maar Tess had gelukkig niks door. Na lang nadenken had ik wel eindelijk een vraag bedacht. Ik vroeg aan Zarayda waar ze vandaan komt. Niet zo handig misschien want omdat ze mokka is, mag je dat niet vragen…geloof ik.
‘Waarom vraag je dat? Omdat ik een beetje donker ben zeker?’ zegt Zarayda terwijl ze in een Magnum bijt. Ze was gelukkig niet echt boos hoor.
Ze vertelde dat haar vader uit Paramaribo komt en haar moeder uit Leiden. ‘Mijn vader werkte vroeger bij de recherche en mijn moeder is psychologe, dan help je mensen die een beetje raar denken. Oh ja, mijn vader is nu dood trouwens, hij was heel ziek.’
Mees keek ook nog even vragend naar Tess die halverwege haar Magnum was. Tess leek alleen niet zo’n zin te hebben om uitgebreid te vertellen. Ze zei nog wel dat haar moeder actrice is en haar vader kende ze niet zo goed.
‘Die was opeens weg toen ik twee was, ik mis hem niet hoor. Maar wat ik wilde vragen: is dit park helemaal van jullie?’
Mees vertelde van alles over onze vaders en dat deed hij goed. Dat ze altijd samen wilden blijven nadat ze elkaar na jaren weer waren tegengekomen in Leiden. Hij vertelde ook nog dat mijn vader ooit ontslagen werd bij een reclamebureau door een hele vervelende man die ook nog eens van adel was. Omdat mijn vader niet zo’n stoere man is (en even slap als ik) had Bram hem een beetje geholpen om een soort wraak te nemen. Ook zei Mees over onze opa’s dat zijn opa Willem de handige grappenmaker is terwijl mijn Opa Frans veel serieuzer is. Een dromer die niet droomde, noemde Mees hem.
Eigenlijk ging zo’n gesprek met knappe meisjes verrassend vanzelf want ik zei soms ook dingen. Bij grote mensen móét je allemaal dingen; terugpraten, netjes eten, gel in je haar, blijven zitten, niet zeggen dat je vol zit, maar dat je genoeg hebt gehad. Maar bij Tess en Zarayda was alles zomaar goed, gewoon zoals het was. Zarayda was de liefste van de twee, een soort lieve knuffelbeeroma met altijd lekkere hapjes en de beste limonade die er maar te vinden is. Maar dan jong.
Iemand die blij wordt als een ander blij is. Mijn oma had dat ook, maar mijn oma die is dood. Tess heeft dat hele lieve iets minder, maar ze vertelde wel dat ze heel handig is met computers (ik ook, ik ook!). Maar het allerfijnste blijft natuurlijk dat ze allebei geen regeltjes hebben. In mijn hoofd zit altijd dat ene stemmetje dat zegt: vijf Magnums is wel een beetje veel. Maar daar hadden zij helemaal geen last van. Toen de vijf Magnums op waren ging Tess gewoon weer nieuwe halen. Toen ze terugkwam met vijf nieuwe keek ze me opeens een beetje streng aan: ‘waar is je vader eigenlijk?,’ vroeg ze.