Voor mijn werk lees ik ongeveer twee managementboeken per maand. Ze gaan over leiderschap, marketing of over hoe je kan groeien als bedrijf. Ik lees ze meestal met veel plezier en pas regelmatig zo’n wet van de schrijver toe in de praktijk. Zo las ik bijvoorbeeld een confronterend boek dat erover gaat hoe ondernemers druk zijn met het bouwen aan de website, de perfecte verhalen en een goede nieuwsbrief terwijl ondernemerschap natuurlijk in de basis gaat om zoveel mogelijk goed betalende klanten binnenhalen en dat je daar wel iets mee moet doen.
Volgens mij vergeten we echter wel eens te leren van het echte leven, van vrienden die zeggen: ik zou het eventjes zó aanpakken dan heb je de meeste kans van slagen. Zo had ik het recent met een vriend over de stapje-erbij-theorie. Die kennen jullie wel toch? Jos en ik hebben het daar vaak over gehad in de podcast. Die vriend had het erover dat hij best wat leuke stapjes vooruit kan maken binnen het bedrijf waar hij werkt. De vraag was echter: moet je dat wel altijd doen? Ik begon toen over de stapje-erbij-theorie.
Die theorie gaat erover wat je moet doen als je bepaalde ambities wil waarmaken; je wil groeien als onderneming, iets meer jaaromzet maken, duurzaam worden als bedrijf of juist een bedrijf beginnen. Waar het omgaat is dat je in zo’n geval niet op Instagram gaat kijken hoe anderen dat allemaal (zeggen te) doen, maar dat je even naar jezelf kijkt. Je vraagt jezelf af: waar ben ik in de kern goed en hoe ga ik dat talent een beetje uitbouwen zodat mensen er iets aan hebben? Het vergt een beetje eerlijkheid over jezelf want behalve dat je gaat analyseren waar je goed in bent, zeg je ook: dát vind ik misschien wel leuk, maar echt goed erin ben ik niet. Het vergt realisme: Dirk Kuijt werd de beste versie van hemzelf, maar geen Romario.
Toevallig had Maarten Ducrot hier een aardige theorie over in de podcast De Kopgroep. Het theorietje ging over Pogaĉar in de Tour. Zijn ploeg was heel druk om de wedstrijd heel Jumbo-achtig te controleren; met een grote ploeg naar de bovenkant van een berg rijden en dan in de laatste kilometers seconden pakken. ‘Maar het probleem is dat die manier van rijden helemaal niet past bij de persoon. Hij is namelijk van nature een durfal, een avonturier en het gaat mis als iemand gaat doen waar hij in de kern niet voor gebouwd is.’ Ik gooide het nog even op X en Maarten zei iets als: let maar op de derde week.
Koeman snapt die ‘jongens van the road theorie’ ook heel goed. Die heeft Wout Weghorst heel duidelijk gemaakt waarvoor hij is meegenomen; als een wedstrijd op slot zit dan gooi ik jou erin om een heleboel herrie te maken. Zaai verwarring door rare dingen te doen en maak je verder nergens druk op. Dan komt het goed. Voor hem is duidelijk wat hij in Duitsland komt doen en zo krijgt hij rust in zijn hoofd. Hij hoeft niet na te denken over grote dromen, maar doet gewoon waar hij goed in is en dan kost het minder energie en win je toch. Het is net als in een trein; je doet niks, maar komt toch aan waar je wilt zijn.
De stapje-erbij-theorie bestaat dus uit twee stappen: terugkeren naar de basis en een stapje erbij.
Stap 1: waar ben ik goed in?
Vrouwen kunnen dat meestal beter trouwens. Weet je nog dat Olcay Gulsen laatst bij Vandaag Inside tegen Eus zei: jij bent veel dingen, maar niet echt grappig toch? Bij het realiseren van grote dromen moet je dus even terugkeren naar de basis, de kern en dan helpt het als je aan iemand anders vraagt: wat denk je dat ik als basis goed kan? Voor een vriend is dat altijd makkelijker dan voor jezelf. Het is best confronterend, maar je kan het gewoon even vragen aan de mensen om je heen. In mijn geval zou het neerkomen op: verhalen bedenken, mensen interviewen en vragen stellen waar ik plezier in heb. Maar leiding geven, grote groepen mensen toespreken en netwerken zou niet echt bij mij passen. En die vriend? Hele goede netwerker, beweegt zich met gemak op elk niveau en spreekt heel gemakkelijk in het openbaar. Maar niet iemand die je met een heleboel stress moet opzadelen.
Stap 2: Stapje erbij
Dat is natuurlijk het interessante van die theorie. Je gaat dus terug naar de basis, maar van daaruit ga je er wel een stapje bijdoen om jouw ambities waar te maken. Je moet immers wel een beetje vooruit in het leven (want dat is gewoon geinig en je kan nog eens op vakantie ervan ook). Wout Weghorst deed bij elke club waar hij speelde waar hij goed in is, maar hij gooide er wel steeds een stapje bovenop. Geen dubbele scharen erin gooien, maar goals maken op elk niveau. Steeds een tandje erbij en als je je comfortabel voelt op dat niveau dan kan je weer door. Arne Slot gaat dat bijvoorbeeld goed doen. Die heeft zijn werkfilosofie en manier met media omgaan getest bij Feyenoord en nu gaat hij kijken of het ook werkt bij een van de grootste clubs van de wereld. Ik vraag aan die vriend: hebben ze jou gevraagd om iets te doen wat je in de basis goed kan of ga je enorm buiten je comfortzone? Waarschijnlijk zijn die bazen ook niet gek daar en vragen ze hem precies te doen waar hij goed in is: een beetje ouwehoeren, netwerken en spullen verkopen dus maak jullie over hem maar geen zorgen
Ouder worden
Het leuke van (iets) ouder worden is dat je steeds beter weet wat je kan. Ik ben wel eens gevraagd als hoofdredacteur voor een groot vakblad. Inhoudelijk een prima klus; een bepaalde visie neerleggen en daar naartoe werken met een groep mensen. Ik zou echter moeten samenwerken met een vrij dominante eigenaar en bovendien moest ik allerlei mensen eruit gooien. Er kwam dus een heleboel politiek kijken bij die klus en dus heb ik vriendelijk bedankt. Laat mij maar lekker Wouter Weghorst zijn of Pogaĉar: doen waar ik goed in ben en zo lekker door het leven fietsen. Dat gaat die vriend ook doen; daar ben ik zeker van.